Information du mot opzetten (néerlandais → espéranto: remburi)

Synonymes: opvullen, vullen

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɔpsɛtə(n)/
Césureop·zet·ten

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) zet op(ik) zette op
(jij) zet op(jij) zette op
(hij) zet op(hij) zette op
(wij) zetten op(wij) zetten op
(jullie) zetten op(jullie) zetten op
(gij) zet op(gij) zettet op
(zij) zetten op(zij) zetten op
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) opzette(dat ik) opzette
(dat jij) opzette(dat jij) opzette
(dat hij) opzette(dat hij) opzette
(dat wij) opzetten(dat wij) opzetten
(dat jullie) opzetten(dat jullie) opzetten
(dat gij) opzettet(dat gij) opzettet
(dat zij) opzetten(dat zij) opzetten
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
zet opzet op
Participes
Participe présentParticipe passé
opzettend, opzettende(hebben) opgezet

Exemples d’usage

Van iedere muur keken opgezette vogels van vele grootten en kleuren met glazige ogen naar de bezoekers.

Traductions

allemandpolstern
anglaisstuff
espagnolacolchar; rellenar
espérantoremburi
féringienbólstra; stappa
françaisrembourrer
frison saterlandapfälle; fälle; polsterje
portugaisestofar
tchèquevycpat