Synonyme: verhoeden
Parti du discours | verbe |
---|---|
Prononciation | /vorˈkomən/ |
Césure | voor·ko·men |
Indicatif | |
---|---|
Présent | Passé |
(ik) kom voor | (ik) kwam voor |
(jij) komt voor | (jij) kwam voor |
(hij) komt voor | (hij) kwam voor |
(wij) komen voor | (wij) kwamen voor |
(jullie) komen voor | (jullie) kwamen voor |
(gij) komt voor | (gij) kwaamt voor |
(zij) komen voor | (zij) kwamen voor |
Subjonctif | |
Présent | Passé |
(dat ik) voorkome | (dat ik) voorkwame |
(dat jij) voorkome | (dat jij) voorkwame |
(dat hij) voorkome | (dat hij) voorkwame |
(dat wij) voorkomen | (dat wij) voorkwamen |
(dat jullie) voorkomen | (dat jullie) voorkwamen |
(dat gij) voorkomet | (dat gij) voorkwamet |
(dat zij) voorkomen | (dat zij) voorkwamen |
Impératif | |
Singulier/Pluriel | Pluriel |
voorkom | voorkom |
Participes | |
Participe présent | Participe passé |
voorkomend, voorkomende | (hebben) voorkomen |