Information du mot doorbrengen (néerlandais → espéranto: pasigi)

Synonymes: besteden, verdrijven

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈdoːrbrɛŋə(n)/
Césuredoor·bren·gen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) breng door(ik) bracht door
(jij) brengt door(jij) bracht door
(hij) brengt door(hij) bracht door
(wij) brengen door(wij) brachten door
(jullie) brengen door(jullie) brachten door
(gij) brengt door(gij) brachtet door
(zij) brengen door(zij) brachten door
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) doorbrenge(dat ik) doorbrachte
(dat jij) doorbrenge(dat jij) doorbrachte
(dat hij) doorbrenge(dat hij) doorbrachte
(dat wij) doorbrengen(dat wij) doorbrachten
(dat jullie) doorbrengen(dat jullie) doorbrachten
(dat gij) doorbrenget(dat gij) doorbrachtet
(dat zij) doorbrengen(dat zij) doorbrachten
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
breng doorbrengt door
Participes
Participe présentParticipe passé
doorbrengend, doorbrengende(hebben) doorgebracht

Exemples d’usage

En daar wilt u de winter ook doorbrengen?
Ze hadden meer tijd in de ruïnes doorgebracht dan ze had gedacht.
Daar kunt u toch de nacht niet doorbrengen?
Lord Caterham was zo bang dat George hem zou raadplegen dat hij de hele morgen doorbracht met een inspectietocht over zijn landgoed.
Een orang‐oetan brengt het grootste deel van zijn leven door in de bomen.

Traductions

afrikaansdeurbring
allemandangeben; herreichen; verbringen; zubringen; reichen
anglaispass; spend
espagnolalargar; entregar; llegar; pasar
espérantopasigi
finnoisviettää
françaisdonner; passer
frison occidentaloanjaan; oanlangje; oanrikke
frison saterlandanreeke; häärreeke; uurlääwerje
galloistreulio
grec ancienἄγω
italienpassare
polonaisspędzać
portugaisfazer passar