Information du mot ontvouwen (néerlandais → espéranto: malfaldi)

Synonymes: openvouwen, opzetten, uitvouwen

Parti du discoursverbe
Prononciation/ɔntˈfɑu̯ʋə(n)/
Césureont·vou·wen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) ontvouw(ik) ontvouwde
(jij) ontvouwt(jij) ontvouwde
(hij) ontvouwt(hij) ontvouwde
(wij) ontvouwen(wij) ontvouwden
(jullie) ontvouwen(jullie) ontvouwden
(gij) ontvouwt(gij) ontvouwdet
(zij) ontvouwen(zij) ontvouwden
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) ontvouwe(dat ik) ontvouwde
(dat jij) ontvouwe(dat jij) ontvouwde
(dat hij) ontvouwe(dat hij) ontvouwde
(dat wij) ontvouwen(dat wij) ontvouwden
(dat jullie) ontvouwen(dat jullie) ontvouwden
(dat gij) ontvouwet(dat gij) ontvouwdet
(dat zij) ontvouwen(dat zij) ontvouwden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
ontvouwontvouwt
Participes
Participe présentParticipe passé
ontvouwend, ontvouwende(hebben) ontvouwen

Exemples d’usage

Tom Poes ontvouwde de landkaart en bestudeerde die zorgvuldig.

Traductions

allemandentfalten; ausbreiten; aufschlagen; aufkrempeln; auffalten
anglaisspread out
danoissprede
espérantomalfaldi; disfaldi
françaisdéployer
frison saterlandäntfooldje
portugaisdesdobrar; desfraldar