Information du mot afhelpen (néerlandais → espéranto: liberigi)

Synonymes: bevrijden, loslaten, verlossen, vrijmaken

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɑfɦɛlpə(n)/
Césureaf·hel·pen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) help af(ik) hielp af
(jij) helpt af(jij) hielp af
(hij) helpt af(hij) hielp af
(wij) helpen af(wij) hielpen af
(jullie) helpen af(jullie) hielpen af
(gij) helpt af(gij) hielpt af
(zij) helpen af(zij) hielpen af
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) afhelpe(dat ik) afhielpe
(dat jij) afhelpe(dat jij) afhielpe
(dat hij) afhelpe(dat hij) afhielpe
(dat wij) afhelpen(dat wij) afhielpen
(dat jullie) afhelpen(dat jullie) afhielpen
(dat gij) afhelpet(dat gij) afhielpet
(dat zij) afhelpen(dat zij) afhielpen
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
help afhelpt af
Participes
Participe présentParticipe passé
afhelpend, afhelpende(hebben) afgeholpen

Exemples d’usage

Misschien kunnen een paar ulevellen me van die dorst afhelpen.

Traductions

albanaisçliroj
allemandbefreien; entledigen; erledigen; freilassen; freimachen
anglaisrelease; free; liberate; turn loose
danoisfrigive
espagnollibertar; poner en libertad
espérantoliberigi
féringienbjarga; fría
françaisdélivrer; libérer; réformer; relâcher
frison occidentalbefrije; ferlosse; frijlitte
italienliberare
latinliberare
papiamentolibra
suédoisbefria; fria
thaïปล่อย