Information du mot wijten (néerlandais → espéranto: imputi)

Synonymes: aanrekenen, toedichten, toerekenen, toeschrijven, ten laste leggen, in de schoenen schuiven

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈʋɛi̯tə(n)/
Césurewij·ten

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) wijt(ik) weet
(jij) wijt(jij) weet
(hij) wijt(hij) weet
(wij) wijten(wij) weten
(jullie) wijten(jullie) weten
(gij) wijt(gij) weet
(zij) wijten(zij) weten
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) wijte(dat ik) wete
(dat jij) wijte(dat jij) wete
(dat hij) wijte(dat hij) wete
(dat wij) wijten(dat wij) weten
(dat jullie) wijten(dat jullie) weten
(dat gij) wijtet(dat gij) wetet
(dat zij) wijten(dat zij) weten
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
wijtwijt
Participes
Participe présentParticipe passé
wijtend, wijtende(hebben) geweten

Exemples d’usage

De daling is voor een belangrijk deel te wijten aan het wegblijven van Britten.
Die ongelukken hebt u aan uzelf te wijten.
De tegenvallende opbrengst wordt geweten aan de droge zomer van vorig jaar.

Traductions

allemandimputieren; zur Last legen; zuschreiben; unterstellen; bezichtigen; anrechnen; abziehen; abschreiben
anglaisimpute
espagnolachacar; valorar en
espérantoimputi
féringienbrigsla; geva í part; seta inn; skuldseta
frison saterlandtouschrieuwe; touskrieuwe