Information du mot verjagen (néerlandais → espéranto: forpeli)

Synonymes: uitdrijven, verdrijven, wegdrijven, wegjagen

Parti du discoursverbe
Prononciation/vərˈjaɣə(n)/
Césurever·ja·gen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) verjaag(ik) verjaagde, verjoeg
(jij) verjaagt(jij) verjaagde, verjoeg
(hij) verjaagt(hij) verjaagde, verjoeg
(wij) verjagen(wij) verjaagden, verjoegen
(jullie) verjagen(jullie) verjaagden, verjoegen
(gij) verjaagt(gij) verjaagdet, verjoegt
(zij) verjagen(zij) verjaagden, verjoegen
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) verjage(dat ik) verjaagde, verjoege
(dat jij) verjage(dat jij) verjaagde, verjoege
(dat hij) verjage(dat hij) verjaagde, verjoege
(dat wij) verjagen(dat wij) verjaagden, verjoegen
(dat jullie) verjagen(dat jullie) verjaagden, verjoegen
(dat gij) verjaget(dat gij) verjaagdet, verjoeget
(dat zij) verjagen(dat zij) verjaagden, verjoegen
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
verjaagverjaagt
Participes
Participe présentParticipe passé
verjagend, verjagende(hebben) verjaagd

Exemples d’usage

Hun vijanden waren verjaagd en kwamen niet meer terug.
Door de Russische invasie zijn veel Oekraïners uit die gebieden verjaagd.

Traductions

afrikaanswegjaag
allemandaustreiben; ausweisen; fortjagen; vertreiben; wegjagen
anglaischase away; drive away; expel
anglais (vieil anglais)adrifan
espérantoforpeli
françaisrenvoyer; repousser
frison occidentalferdriuwe; ferjeie
frison saterlandferdrieuwe; uutdrieuwe; uutwiese; wächjoagje
latinabigere
portugaisafugentar; rechaçar
roumainalunga; izgoni
suédoisförjaga