Information du mot recupereren (néerlandais → espéranto: rericevi)

Synonymes: terughebben, terugkrijgen, terugontvangen

Parti du discoursverbe
Prononciation/recypəˈrerə(n)/
Césurere·cu·pe·re·ren

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) recupereer(ik) recupereerde
(jij) recupereert(jij) recupereerde
(hij) recupereert(hij) recupereerde
(wij) recupereren(wij) recupereerden
(jullie) recupereren(jullie) recupereerden
(gij) recupereert(gij) recupereerdet
(zij) recupereren(zij) recupereerden
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) recupere(dat ik) recupereerde
(dat jij) recupere(dat jij) recupereerde
(dat hij) recupere(dat hij) recupereerde
(dat wij) recupereren(dat wij) recupereerden
(dat jullie) recupereren(dat jullie) recupereerden
(dat gij) recupereret(dat gij) recupereerdet
(dat zij) recupereren(dat zij) recupereerden
Participes
Participe présentParticipe passé
recupererend, recupererende(hebben) gerecupereerd

Exemples d’usage

Ik heb data kunnen recupereren, maar de data zijn beveiligd.

Traductions

allemandherausbekommen
anglaisget back
espérantorericevi
françaisrécupérer; retirer