Information du mot uitmunten (néerlandais → espéranto: distingiĝi)

Synonymes: zich onderscheiden, zich uitzonderen

Parti du discoursverbe

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) munt uit(ik) muntte uit
(jij) munt uit(jij) muntte uit
(hij) munt uit(hij) muntte uit
(wij) munten uit(wij) muntten uit
(jullie) munten uit(jullie) muntten uit
(gij) munt uit(gij) munttet uit
(zij) munten uit(zij) muntten uit
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) uitmunte(dat ik) uitmuntte
(dat jij) uitmunte(dat jij) uitmuntte
(dat hij) uitmunte(dat hij) uitmuntte
(dat wij) uitmunten(dat wij) uitmuntten
(dat jullie) uitmunten(dat jullie) uitmuntten
(dat gij) uitmuntet(dat gij) uitmunttet
(dat zij) uitmunten(dat zij) uitmuntten
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
munt uitmunt uit
Participes
Participe présentParticipe passé
uitmuntend, uitmuntende(hebben) uitgemunt

Traductions

allemandsich hervortun; sich unterscheiden; sich abheben; hervortreten; auffallen
espérantodistingiĝi