Information du mot uiteenjagen (néerlandais → espéranto: dispeli)

Synonymes: uiteendrijven, verspreiden, verstrooien

Parti du discoursverbe

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) jaag uiteen(ik) jaagde uiteen, joeg uiteen
(jij) jaagt uiteen(jij) jaagde uiteen, joeg uiteen
(hij) jaagt uiteen(hij) jaagde uiteen, joeg uiteen
(wij) jagen uiteen(wij) jaagden uiteen, joegen uiteen
(jullie) jagen uiteen(jullie) jaagden uiteen, joegen uiteen
(gij) jaagt uiteen(gij) jaagdet uiteen, joegt uiteen
(zij) jagen uiteen(zij) jaagden uiteen, joegen uiteen
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) uiteenjage(dat ik) uiteenjaagde, uiteenjoege
(dat jij) uiteenjage(dat jij) uiteenjaagde, uiteenjoege
(dat hij) uiteenjage(dat hij) uiteenjaagde, uiteenjoege
(dat wij) uiteenjagen(dat wij) uiteenjaagden, uiteenjoegen
(dat jullie) uiteenjagen(dat jullie) uiteenjaagden, uiteenjoegen
(dat gij) uiteenjaget(dat gij) uiteenjaagdet, uiteenjoeget
(dat zij) uiteenjagen(dat zij) uiteenjaagden, uiteenjoegen
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
jaag uiteenjaagt uiteen
Participes
Participe présentParticipe passé
uiteenjagend, uiteenjagende(hebben) uiteengejaagd

Traductions

allemandauseinander jagen
anglaisdisperse
espérantodispeli
françaisdissiper