Information du mot verdelen (néerlandais → espéranto: disdoni)

Synonymes: ronddelen, rondgeven, uitdelen, uitreiken

Parti du discoursverbe
Prononciation/vərˈdelə(n)/
Césurever·de·len

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) verdeel(ik) verdeelde
(jij) verdeelt(jij) verdeelde
(hij) verdeelt(hij) verdeelde
(wij) verdelen(wij) verdeelden
(jullie) verdelen(jullie) verdeelden
(gij) verdeelt(gij) verdeeldet
(zij) verdelen(zij) verdeelden
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) verdele(dat ik) verdeelde
(dat jij) verdele(dat jij) verdeelde
(dat hij) verdele(dat hij) verdeelde
(dat wij) verdelen(dat wij) verdeelden
(dat jullie) verdelen(dat jullie) verdeelden
(dat gij) verdelet(dat gij) verdeeldet
(dat zij) verdelen(dat zij) verdeelden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
verdeelverdeelt
Participes
Participe présentParticipe passé
verdelend, verdelende(hebben) verdeeld

Traductions

allemandausteilen; verteilen; zuteilen; ausgeben; geben
anglaisdistribute; allocate
bas allemandvordeylen
espagnolrepartir
espérantodisdoni
féringienbýta út
françaisdispenser; distribuer
frison occidentalútrike
frison saterlandferdeele; toudeele; uutdeele
luxembourgeoisverdeelen
portugaisdistribuir