Synonymes: voorschotelen, bieden, doen, indienen, optreden, presenteren, spelen, vertonen, voorstellen, voorzetten, brengen, inbrengen, offreren
Conjugaison
Indicatif |
---|
Présent | Passé |
---|
(ik) bied aan | (ik) bood aan |
(jij) biedt aan | (jij) bood aan |
(hij) biedt aan | (hij) bood aan |
(wij) bieden aan | (wij) boden aan |
(jullie) bieden aan | (jullie) boden aan |
(gij) biedt aan | (gij) boodt aan |
(zij) bieden aan | (zij) boden aan |
Subjonctif |
---|
Présent | Passé |
---|
(dat ik) aanbiede | (dat ik) aanbode |
(dat jij) aanbiede | (dat jij) aanbode |
(dat hij) aanbiede | (dat hij) aanbode |
(dat wij) aanbieden | (dat wij) aanboden |
(dat jullie) aanbieden | (dat jullie) aanboden |
(dat gij) aanbiedet | (dat gij) aanbodet |
(dat zij) aanbieden | (dat zij) aanboden |
Impératif |
---|
Singulier/Pluriel | Pluriel |
---|
bied aan | biedt aan |
Participes |
---|
Participe présent | Participe passé |
---|
aanbiedend, aanbiedende | (hebben) aangeboden |
Zelfs nu had hij haar niet eens een sigaret aangeboden.
Blake bood zijn gast een sigaret aan en stak er zelf ook een op.