Information du mot opwinden (néerlandais → espéranto: eksciti)

Synonymes: aanwakkeren, verhitten, werken op

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɔpʋɪŋdə(n)/
Césureop·win·den

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) wind op(ik) wond op
(jij) windt op(jij) wond op
(hij) windt op(hij) wond op
(wij) winden op(wij) wonden op
(jullie) winden op(jullie) wonden op
(gij) windt op(gij) wondt op
(zij) winden op(zij) wonden op
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) opwinde(dat ik) opwonde
(dat jij) opwinde(dat jij) opwonde
(dat hij) opwinde(dat hij) opwonde
(dat wij) opwinden(dat wij) opwonden
(dat jullie) opwinden(dat jullie) opwonden
(dat gij) opwindet(dat gij) opwondet
(dat zij) opwinden(dat zij) opwonden
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
wind opwindt op
Participes
Participe présentParticipe passé
opwindend, opwindende(hebben) opgewonden

Exemples d’usage

Wat wond hem zo op bij de aanblik van een oude man, die lusteloos van een stukje taart at?

Traductions

allemandanfeuern; aufregen; anregen; ermutigen; erregen; reizen; schüren; anfachen; aufreizen
anglaisexcite; agitate
catalanexcitar
danoisoprøre; tirre
espagnolexcitar
espérantoeksciti
féringienøsa
finnoisärsyttää
françaisexciter; hérisser
frison occidentaloanwakkerje
frison saterlandanfjuurje; ferballerje; Moud ounbaale; ounreegje
portugaisacirrar; aguçar; atiçar; estimular; excitar; inflamar
roumainexcita
russeвозбуждать
tchèquedráždit; podráždit; vzrušit