Informo pri la vorto simuleren (nederlanda → esperanto: simuli)

Vortspecoverbo
Prononco/simyˈleːrə(n)/
Dividosi·mu·le·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) simuleer(ik) simuleerde
(jij) simuleert(jij) simuleerde
(hij) simuleert(hij) simuleerde
(wij) simuleren(wij) simuleerden
(jullie) simuleren(jullie) simuleerden
(gij) simuleert(gij) simuleerdet
(zij) simuleren(zij) simuleerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) simulere(dat ik) simuleerde
(dat jij) simulere(dat jij) simuleerde
(dat hij) simulere(dat hij) simuleerde
(dat wij) simuleren(dat wij) simuleerden
(dat jullie) simuleren(dat jullie) simuleerden
(dat gij) simuleret(dat gij) simuleerdet
(dat zij) simuleren(dat zij) simuleerden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
simuleersimuleert
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
simulerend, simulerende(hebben) gesimuleerd

Uzekzemploj

Als hij simuleert, garandeer ik je dat hij niet lang zal simuleren.

Tradukoj

anglasimulate
danasimulere
esperantosimuli
feroalátast
katalunasimular