Sinonimoj: opknappen, verrichten, vervullen, voltrekken, zich kwijten van
Vortspeco | verbo |
---|
Prononco | /ˈœy̯̯tfuːrə(n)/ |
---|
Divido | uit·voe·ren |
---|
Konjugacio
Indikativo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(ik) voer uit | (ik) voerde uit |
(jij) voert uit | (jij) voerde uit |
(hij) voert uit | (hij) voerde uit |
(wij) voeren uit | (wij) voerden uit |
(jullie) voeren uit | (jullie) voerden uit |
(gij) voert uit | (gij) voerdet uit |
(zij) voeren uit | (zij) voerden uit |
Subjunktivo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(dat ik) uitvoere | (dat ik) uitvoerde |
(dat jij) uitvoere | (dat jij) uitvoerde |
(dat hij) uitvoere | (dat hij) uitvoerde |
(dat wij) uitvoeren | (dat wij) uitvoerden |
(dat jullie) uitvoeren | (dat jullie) uitvoerden |
(dat gij) uitvoeret | (dat gij) uitvoerdet |
(dat zij) uitvoeren | (dat zij) uitvoerden |
Imperativo |
---|
Singularo/Pluralo | Pluralo |
---|
voer uit | voert uit |
Participoj |
---|
Prezenca participo | Preterita participo |
---|
uitvoerend, uitvoerende | (hebben) uitgevoerd |
Cugel besloot Twango’s bevelen dan maar uit te voeren.
Petchnyoff draaide zich om en wilde het bevel gaan uitvoeren.
Ik heb een opdracht en die kom ik uitvoeren.