Informo pri la vorto keilen (nederlanda → esperanto: ĵetegi)

Sinonimoj: kwakken, slingeren, smijten, lazeren

Vortspecoverbo
Prononco/ˈkɛi̯lə(n)/
Dividokei·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) keil(ik) keilde
(jij) keilt(jij) keilde
(hij) keilt(hij) keilde
(wij) keilen(wij) keilden
(jullie) keilen(jullie) keilden
(gij) keilt(gij) keildet
(zij) keilen(zij) keilden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) keile(dat ik) keilde
(dat jij) keile(dat jij) keilde
(dat hij) keile(dat hij) keilde
(dat wij) keilen(dat wij) keilden
(dat jullie) keilen(dat jullie) keilden
(dat gij) keilet(dat gij) keildet
(dat zij) keilen(dat zij) keilden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
keilkeilt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
keilend, keilende(hebben) gekeild

Uzekzemploj

Als Myrthe haar het huis uit keilde, kon ze altijd nog in de loods slapen, of in het bureau van Tine.
Hij nam zijn gehate zwarte hoed af en keilde hem over de rotsen.
Ik hoorde hoe iemand een fiets tegen de muur keilde.

Tradukoj

afrikansoslinger
angladash; fling
esperantoĵetegi
germanaschmeißen; schleudern