Informo pri la vorto trachten (nederlanda → esperanto: peni)

Sinonimoj: pogen, streven, zich inspannen, proberen, de moeite nemen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈtrɑxtə(n)/
Dividotrach·ten

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) tracht(ik) trachtte
(jij) tracht(jij) trachtte
(hij) tracht(hij) trachtte
(wij) trachten(wij) trachtten
(jullie) trachten(jullie) trachtten
(gij) tracht(gij) trachttet
(zij) trachten(zij) trachtten
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) trachte(dat ik) trachtte
(dat jij) trachte(dat jij) trachtte
(dat hij) trachte(dat hij) trachtte
(dat wij) trachten(dat wij) trachtten
(dat jullie) trachten(dat jullie) trachtten
(dat gij) trachtet(dat gij) trachttet
(dat zij) trachten(dat zij) trachtten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
trachttracht
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
trachtend, trachtende(hebben) getracht

Uzekzemploj

Ik zal trachten u hem te tonen.
Ik verzoek u allebei om te trachten zoveel mogelijk over hem te weten te komen.
Tracht dan iets beters te verzinnen.
Majoor Smythe fronste de wenkbrauwen, alsof hij zich iets trachtte te herinneren.
De natuurkundige tracht deze verschijnselen met elkaar in verband te brengen.
De oudste trachtte beleefd te antwoorden, maar de woorden kwamen hem blijkbaar moeilijk over de lippen.

Tradukoj

anglaattempt; endeavour; try
esperantopeni
feroakýta seg; sjabba; strevast
finnakoettaa
francapeiner
germanasich abmühen; sich anstrengen; sich bemühen; sich Mühe geben
hispanaafanarse; esforzarse
katalunaesforçar‐se
norvegaforsøke
platgermanastreaven
portugaladar‐se ao trabalho de; empenhar‐se em; esforçar‐se
rumanaîncerca; se strădui
saterlanda frizonasik skloawje; sik stängelje