Información sobre la palabra zijn (neerlandés → Esperanto: lia)

Categoría gramaticaldeterminante posesivo
Pronunciación/zɛi̯n/
Separaciónzijn

Declinación

 MasculinoFemininoNeutroPlural
Caso nominativozijnzijn, zijnezijnzijn, zijne
Caso genitivozijnszijnerzijnszijner
Caso dativozijn, zijnenzijn, zijnerzijn, zijnenzijn, zijnen
Caso acusativozijn, zijnenzijn, zijnezijnzijn, zijne

Muestras de uso

Wat was het doel van zijn bezoek?
Zijn handen begonnen te bloeden, maar hij merkte het nauwelijks.
Zijn waarschuwing kwam echter te laat.
Ik zal je zijn ware naam niet zeggen.
Zijn 17‐jarige passagier is aangehouden.
Dolgan liep voor de hertog en zijn zoon, gevolgd door een rokende Kulgan en de jongens.
Peru zocht hem omdat de Peruaanse Flores dood was gevonden in zijn hotelkamer.
Hoe oud zou zijn spoor zijn?
Eerlijk gezegd was het zijn bedoeling me zo weinig mogelijk te onthullen.

Traducciones

afrikáanssy
albanéstij
alemánsein
bajo sajónsyn
catalánseu; seva
criolla jamaiquinaim
checojeho
danéshans
escocéshis
españolsu
esperantolia
francéssa; son
frisón de Saterlandsien; sin
frisón occidentalsyn
hawaianokona
ingléshis
italianosuo
papiamentosu
polacojego
portuguésseu; sua
rusoего
sranan tongoen
suajili‐ake
suecohans
tailandésของเขา
yidisזײַן