Información sobre la palabra doorsmeren (neerlandés → Esperanto: ŝmiri)

Sinónimos: besmeren, smeren, insmeren

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈdorsmerə(n)/
Separacióndoor·sme·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) smeer door(ik) smeerde door
(jij) smeert door(jij) smeerde door
(hij) smeert door(hij) smeerde door
(wij) smeren door(wij) smeerden door
(jullie) smeren door(jullie) smeerden door
(gij) smeert door(gij) smeerdet door
(zij) smeren door(zij) smeerden door
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) doorsmere(dat ik) doorsmeerde
(dat jij) doorsmere(dat jij) doorsmeerde
(dat hij) doorsmere(dat hij) doorsmeerde
(dat wij) doorsmeren(dat wij) doorsmeerden
(dat jullie) doorsmeren(dat jullie) doorsmeerden
(dat gij) doorsmeret(dat gij) doorsmeerdet
(dat zij) doorsmeren(dat zij) doorsmeerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
smeer doorsmeert door
Participios
Participio presenteParticipio pasado
doorsmerend, doorsmerende(hebben) doorgesmeerd

Traducciones

alemánschmieren
catalánungir; untar
checomazat; namazat
danéssmøre
españolengrasar; untar
esperantoŝmiri
feroésmutra; smyrja
finésvoidella
francésenduire; étaler; étendre
frisón de Saterlandklaadje; öäsje; smeere
inglésgrease
noruegosmøre
portuguésbesuntar; friccionar; lambuzar; lubrificar; rebocar; ungir; untar
tailandésทาม