Información sobre la palabra verfomfaaien (neerlandés → Esperanto: ĉifi)

Sinónimos: frommelen, kreukelen, verfrommelen, verkreukelen, frunniken

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/vərˈfɔmfaːjə(n)/
Separaciónver·fom·faai·en

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) verfomfaai(ik) verfomfaaide
(jij) verfomfaait(jij) verfomfaaide
(hij) verfomfaait(hij) verfomfaaide
(wij) verfomfaaien(wij) verfomfaaiden
(jullie) verfomfaaien(jullie) verfomfaaiden
(gij) verfomfaait(gij) verfomfaaidet
(zij) verfomfaaien(zij) verfomfaaiden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) verfomfaaie(dat ik) verfomfaaide
(dat jij) verfomfaaie(dat jij) verfomfaaide
(dat hij) verfomfaaie(dat hij) verfomfaaide
(dat wij) verfomfaaien(dat wij) verfomfaaiden
(dat jullie) verfomfaaien(dat jullie) verfomfaaiden
(dat gij) verfomfaaiet(dat gij) verfomfaaidet
(dat zij) verfomfaaien(dat zij) verfomfaaiden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
verfomfaaiverfomfaait
Participios
Participio presenteParticipio pasado
verfomfaaiend, verfomfaaiende(hebben) verfomfaaid

Traducciones

alemánzerknittern; zerknüllen
españolajar; arrugar; estrujar
esperantoĉifi
feroésrukka
francésfroisser
frisón de Saterlandknitterje; knulje
ingléscrease; crumble; wad
portuguésamarfanhar; amarrotar; amassar