Información sobre la palabra zich omkeren (neerlandés → Esperanto: turni sin)

Sinónimos: omkeren, ronddraaien, zich omdraaien, zich omwenden, zich keren

Categoría gramaticalverbo
Separaciónzich om·ke·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) keer mij om(ik) keerde mij om
(jij) keert je om(jij) keerde je om
(hij) keert zich om(hij) keerde zich om
(wij) keren ons om(wij) keerden ons om
(jullie) keren ons om(jullie) keerden ons om
(gij) keert u om(gij) keerdet u om
(zij) keren zich om(zij) keerden zich om
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) mij omkere(dat ik) mij omkeerde
(dat jij) je omkere(dat jij) je omkeerde
(dat hij) zich omkere(dat hij) zich omkeerde
(dat wij) ons omkeren(dat wij) ons omkeerden
(dat jullie) ons omkeren(dat jullie) ons omkeerden
(dat gij) u omkeret(dat gij) u omkeerdet
(dat zij) zich omkeren(dat zij) zich omkeerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
keer je omkeert je om
Participios
Participio presenteParticipio pasado
zich omkerend, zich omkerende(hebben) zich omgekeerd

Muestras de uso

Het kereltje keerde zich met een ruk om.
Hij keerde zich om en liep naar de deur.