Información sobre la palabra wentelen (neerlandés → Esperanto: turni)

Sinónimos: draaien, omdraaien, ronddraaien

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈʋɛntələ(n)/
Separaciónwen·te·len

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) wentel(ik) wentelde
(jij) wentelt(jij) wentelde
(hij) wentelt(hij) wentelde
(wij) wentelen(wij) wentelden
(jullie) wentelen(jullie) wentelden
(gij) wentelt(gij) wenteldet
(zij) wentelen(zij) wentelden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) wentele(dat ik) wentelde
(dat jij) wentele(dat jij) wentelde
(dat hij) wentele(dat hij) wentelde
(dat wij) wentelen(dat wij) wentelden
(dat jullie) wentelen(dat jullie) wentelden
(dat gij) wentelet(dat gij) wenteldet
(dat zij) wentelen(dat zij) wentelden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
wentelwentelt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
wentelend, wentelende(hebben) gewenteld

Traducciones

afrikáansdraai
alemándrehen; kehren; umdrehen; umwälzen; wenden; umwenden
bajo sajóndraien
catalángirar; tornar
checoobracet; otáčet; otočit; točit
danésvende
españolhacer dar vueltas; hacer girar; voltear; volver
esperantoturni
feroéssnara; venda
finéskääntää
francésretourner; tourner
frisón de Saterlandkiere; traale; uumetraale; uumwalterje
frisón occidentaldraaie; ferdraaie; swaaie; keare
inglésrevolve
latíntornare
papiamentodrai
polacoobrócić
portuguésrodar; transformar; virar; voltar; voltear; volver
sranan tongodray
suecovrida; vända
tailandésหัน
yidisדרייען