Información sobre la palabra vermoeien (neerlandés → Esperanto: tedi)

Sinónimos: ergeren, vervelen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/vərˈmujə(n)/
Separaciónver·moei·en

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) vermoei(ik) vermoeide
(jij) vermoeit(jij) vermoeide
(hij) vermoeit(hij) vermoeide
(wij) vermoeien(wij) vermoeiden
(jullie) vermoeien(jullie) vermoeiden
(gij) vermoeit(gij) vermoeidet
(zij) vermoeien(zij) vermoeiden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) vermoeie(dat ik) vermoeide
(dat jij) vermoeie(dat jij) vermoeide
(dat hij) vermoeie(dat hij) vermoeide
(dat wij) vermoeien(dat wij) vermoeiden
(dat jullie) vermoeien(dat jullie) vermoeiden
(dat gij) vermoeiet(dat gij) vermoeidet
(dat zij) vermoeien(dat zij) vermoeiden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
vermoeivermoeit
Participios
Participio presenteParticipio pasado
vermoeiend, vermoeiende(hebben) vermoeid

Traducciones

alemánverdrießen
catalánavorrir; enfastidir; enfastijar
españolcansar; cargar; fastidiar; hartar
esperantotedi
feroéstroytta
finésikävystyyää
francésennuyer; fatiguer; lasser
frisón de Saterlandferträite
ingléstire; weary
italianoannoiare
portuguésaborrecer; cacetear; cansar; enfadar; entediar; maçar
sranan tongofruferi