Información sobre la palabra oprukken (neerlandés → Esperanto: avanci)

Sinónimos: avanceren, overgaan, promotie maken

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɔprɵkə(n)/
Separaciónop·ruk·ken

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) ruk op(ik) rukte op
(jij) rukt op(jij) rukte op
(hij) rukt op(hij) rukte op
(wij) rukken op(wij) rukten op
(jullie) rukken op(jullie) rukten op
(gij) rukt op(gij) ruktet op
(zij) rukken op(zij) rukten op
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) oprukke(dat ik) oprukte
(dat jij) oprukke(dat jij) oprukte
(dat hij) oprukke(dat hij) oprukte
(dat wij) oprukken(dat wij) oprukten
(dat jullie) oprukken(dat jullie) oprukten
(dat gij) oprukket(dat gij) opruktet
(dat zij) oprukken(dat zij) oprukten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
ruk oprukt op
Participios
Participio presenteParticipio pasado
oprukkend, oprukkende(zijn) opgerukt

Muestras de uso

De Oekraïners vrezen ook dat de Russen luchtlandingen gaan uitvoeren om daarna op te rukken naar het regeringsdistrict in Kiëv.
Voor de derde keer rukten de Saracenen op.

Traducciones

alemánvorrücken; avancieren; befördert werden; aufrücken; vorankommen; Fortschritte machen
españolascender; subir en categoría
esperantoavanci
francésavancer; avoir de l’avancement
inglésadvance
portuguésavançar