Información sobre la palabra saboteren (neerlandés → Esperanto: saboti)

Sinónimo: dwarsdrijven

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/saboˈterə(n)/
Separaciónsa·bo·te·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) saboteer(ik) saboteerde
(jij) saboteert(jij) saboteerde
(hij) saboteert(hij) saboteerde
(wij) saboteren(wij) saboteerden
(jullie) saboteren(jullie) saboteerden
(gij) saboteert(gij) saboteerdet
(zij) saboteren(zij) saboteerden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) sabotere(dat ik) saboteerde
(dat jij) sabotere(dat jij) saboteerde
(dat hij) sabotere(dat hij) saboteerde
(dat wij) saboteren(dat wij) saboteerden
(dat jullie) saboteren(dat jullie) saboteerden
(dat gij) saboteret(dat gij) saboteerdet
(dat zij) saboteren(dat zij) saboteerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
saboteersaboteert
Participios
Participio presenteParticipio pasado
saboterend, saboterende(hebben) gesaboteerd

Muestras de uso

Het MNLF zou dat met de aanvallen willen saboteren.
Nog eens vier zijn gesaboteerd op een wijze die zich onttrok aan een nauwkeurig onderzoek.

Traducciones

españolsabotear
esperantosaboti
feroésgera herverk; spilla
francéssaboter
ingléssabotage
turcobaltalamak