Información sobre la palabra signaleren (neerlandés → Esperanto: rimarkigi)

Sinónimos: opmerken, opmerkzaam maken

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/sɪɲaˈleːrə(n)/
Separaciónsig·na·le·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) signaleer(ik) signaleerde
(jij) signaleert(jij) signaleerde
(hij) signaleert(hij) signaleerde
(wij) signaleren(wij) signaleerden
(jullie) signaleren(jullie) signaleerden
(gij) signaleert(gij) signaleerdet
(zij) signaleren(zij) signaleerden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) signalere(dat ik) signaleerde
(dat jij) signalere(dat jij) signaleerde
(dat hij) signalere(dat hij) signaleerde
(dat wij) signaleren(dat wij) signaleerden
(dat jullie) signaleren(dat jullie) signaleerden
(dat gij) signaleret(dat gij) signaleerdet
(dat zij) signaleren(dat zij) signaleerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
signaleersignaleert
Participios
Participio presenteParticipio pasado
signalerend, signalerende(hebben) gesignaleerd

Muestras de uso

Mijn vader, onze schipper, beweert dat er in twintig seizoenen geen grotere is gesignaleerd.
Russische toestellen worden de laatste tijd steeds vaker gesignaleerd in de omgeving van Nederland.
Na een mars van twee uur waren ze dicht bij de plek waar de vorige dag de olifanten waren gesignaleerd.
Er is een monster gesignaleerd in de buurt.

Traducciones

alemánandeuten
españolhacer notar; señalar
esperantorimarkigi; rimarki
francéssignaler; souligner
ingléscall attention to; observe
portuguéschamar a tenção; observar