Información sobre la palabra duwen (neerlandés → Esperanto: puŝi)

Sinónimos: douwen, dringen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈdyʋə(n)/
Separacióndu·wen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) duw(ik) duwde
(jij) duwt(jij) duwde
(hij) duwt(hij) duwde
(wij) duwen(wij) duwden
(jullie) duwen(jullie) duwden
(gij) duwt(gij) duwdet
(zij) duwen(zij) duwden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) duwe(dat ik) duwde
(dat jij) duwe(dat jij) duwde
(dat hij) duwe(dat hij) duwde
(dat wij) duwen(dat wij) duwden
(dat jullie) duwen(dat jullie) duwden
(dat gij) duwet(dat gij) duwdet
(dat zij) duwen(dat zij) duwden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
duwduwt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
duwend, duwende(hebben) geduwd

Muestras de uso

De gevangenen werden naar binnen geduwd.
Tegelijk duwde hij me een grote, dikke, gele enveloppe in mijn hand.
Duw de boten de zee in!
Voordat Tom Poes van zijn verbazing en heer Bommel van de klappen bekomen waren, duwde de ijverige politiebeambte hen reeds een van de grotere gebouwen binnen.

Traducciones

alemándringen; rücken; stoßen; treiben
catalánempènyer
checotlačit
danésstøde
españolempujar
esperantopuŝi
feroésfíra; trýsta
finéstyöntää
francéspousser
frisón de Saterlanddrieuwe; rukje; steete; tringe
frisón occidentaldúste; stjitte; triuwe; kringe
gaélico escocésbrùth
hawaianopahu
ingléspush; thrust; poke
inglés antiguoscufan
italianospingere
latínpellere
malayodorong … mendorong; desak … mendesak; dorong; mendorong; tolak
noruegoskyve; dytte
papiamentopusha; stot
polacopchać
portuguésempurrar; impelir
rumanoapăsa; împinge
rusoпихать; толкать
sranan tongopusu
suecopuffa; stöta
tailandésจิ้ม; ผลัก; ดัน
yidisשטופּן