Información sobre la palabra aanvuren (neerlandés → Esperanto: plivigligi)

Sinónimos: aanwakkeren, aanzetten, verlevendigen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈanvyːrə(n)/
Separaciónaan·vu·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) vuur aan(ik) vuurde aan
(jij) vuurt aan(jij) vuurde aan
(hij) vuurt aan(hij) vuurde aan
(wij) vuren aan(wij) vuurden aan
(jullie) vuren aan(jullie) vuurden aan
(gij) vuurt aan(gij) vuurdet aan
(zij) vuren aan(zij) vuurden aan
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) aanvure(dat ik) aanvuurde
(dat jij) aanvure(dat jij) aanvuurde
(dat hij) aanvure(dat hij) aanvuurde
(dat wij) aanvuren(dat wij) aanvuurden
(dat jullie) aanvuren(dat jullie) aanvuurden
(dat gij) aanvuret(dat gij) aanvuurdet
(dat zij) aanvuren(dat zij) aanvuurden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
vuur aanvuurt aan
Participios
Participio presenteParticipio pasado
aanvurend, aanvurende(hebben) aangevuurd

Traducciones

alemánantreiben; anfeuern
españolactivar; animar; incitar
esperantoplivigligi
frisón de Saterlandandrieuwe; anfjuurje; ounreegje
frisón occidentaloanwakkereje
inglésfire; inspire; stimulate
tailandésชวน