Información sobre la palabra verlengen (neerlandés → Esperanto: plilongigi)

Sinónimos: dóórtrekken, rekken, uitleggen, uittrekken

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/vərˈlɛŋə(n)/
Separaciónver·len·gen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) verleng(ik) verlengde
(jij) verlengt(jij) verlengde
(hij) verlengt(hij) verlengde
(wij) verlengen(wij) verlengden
(jullie) verlengen(jullie) verlengden
(gij) verlengt(gij) verlengdet
(zij) verlengen(zij) verlengden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) verlenge(dat ik) verlengde
(dat jij) verlenge(dat jij) verlengde
(dat hij) verlenge(dat hij) verlengde
(dat wij) verlengen(dat wij) verlengden
(dat jullie) verlengen(dat jullie) verlengden
(dat gij) verlenget(dat gij) verlengdet
(dat zij) verlengen(dat zij) verlengden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
verlengverlengt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
verlengend, verlengende(hebben) verlengd

Muestras de uso

Vermoedelijk zal het verblijf van prinses Juliana en prins Bernhard te Monte Carlo met enkele dagen worden verlengd.

Traducciones

españolalargar
esperantoplilongigi; longigi
feroésleingja
francésallonger; prolonger
frisón occidentalferlingje
ingléslengthen
papiamentoprolongá
suecoförlänga
tailandésต่อ