Información sobre la palabra organiseren (neerlandés → Esperanto: organizi)

Sinónimos: regelen, uitschrijven

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ɔrɣaniˈzerə(n)/
Separaciónor·ga·ni·se·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) organiseer(ik) organiseerde
(jij) organiseert(jij) organiseerde
(hij) organiseert(hij) organiseerde
(wij) organiseren(wij) organiseerden
(jullie) organiseren(jullie) organiseerden
(gij) organiseert(gij) organiseerdet
(zij) organiseren(zij) organiseerden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) organisere(dat ik) organiseerde
(dat jij) organisere(dat jij) organiseerde
(dat hij) organisere(dat hij) organiseerde
(dat wij) organiseren(dat wij) organiseerden
(dat jullie) organiseren(dat jullie) organiseerden
(dat gij) organiseret(dat gij) organiseerdet
(dat zij) organiseren(dat zij) organiseerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
organiseerorganiseert
Participios
Participio presenteParticipio pasado
organiserend, organiserende(hebben) georganiseerd

Muestras de uso

De strijders, georganiseerd in verschillende groepen die nu eens met elkaar samenwerken en dan weer wedijveren, komen niet alleen uit Mali zelf, maar ook uit andere hoeken van de islamitische wereld.

Traducciones

alemáneinrichten; organisieren
bajo sajónorganiseren
catalánorganitzar
checoorganizovat; uspořádat
danésorganisere
españolorganizar
esperantoorganizi
francésorganiser
frisón de Saterlandiengjuchte; organisierje
frisón occidentalorganisearje
inglésorganize
luxemburguésorganiséieren
papiamentoorganisá
portuguésorganizar