Información sobre la palabra opstoppen (neerlandés → Esperanto: obstrukci)

Sinónimos: belemmeren, verstoppen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɔpstɔpə(n)/
Separaciónop·stop·pen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) stop op(ik) stopte op
(jij) stopt op(jij) stopte op
(hij) stopt op(hij) stopte op
(wij) stoppen op(wij) stopten op
(jullie) stoppen op(jullie) stopten op
(gij) stopt op(gij) stoptet op
(zij) stoppen op(zij) stopten op
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) opstoppe(dat ik) opstopte
(dat jij) opstoppe(dat jij) opstopte
(dat hij) opstoppe(dat hij) opstopte
(dat wij) opstoppen(dat wij) opstopten
(dat jullie) opstoppen(dat jullie) opstopten
(dat gij) opstoppet(dat gij) opstoptet
(dat zij) opstoppen(dat zij) opstopten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
stop opstopt op
Participios
Participio presenteParticipio pasado
opstoppend, opstoppende(hebben) opgestopt

Traducciones

españolobstruir
esperantoobstrukci
feroésdraga út; tálma; tarna; tippa
ingléshamper; obstruct; stand in the way; choke; congest; balk