Información sobre la palabra mummelen (neerlandés → Esperanto: murmuri)

Sinónimos: brommen, mompelen, morren, murmelen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈmɵmələ(n)/
Separaciónmum·me·len

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) mummel(ik) mummelde
(jij) mummelt(jij) mummelde
(hij) mummelt(hij) mummelde
(wij) mummelen(wij) mummelden
(jullie) mummelen(jullie) mummelden
(gij) mummelt(gij) mummeldet
(zij) mummelen(zij) mummelden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) mummele(dat ik) mummelde
(dat jij) mummele(dat jij) mummelde
(dat hij) mummele(dat hij) mummelde
(dat wij) mummelen(dat wij) mummelden
(dat jullie) mummelen(dat jullie) mummelden
(dat gij) mummelet(dat gij) mummeldet
(dat zij) mummelen(dat zij) mummelden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
mummelmummelt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
mummelend, mummelende(hebben) gemummeld

Muestras de uso

Na enige passen werd zijn oor echter getroffen door een mummelende stem, die tussen de zoete geuren van een rozenbed opsteeg, en hij bleef getroffen staan.
De oude vrouwen langs de wanden mummelden met tandeloze monden tegen elkaar.
„Kwik”, herhaalde heer Bommel, en daarna begon hij iets te mummelen over een hete kathode en een koele anode.
Puiras strompelde zacht mummelend weg.

Traducciones

alemánmurmeln; murren
catalánbrogir; murmurar; remorejar
españolhablar bajo; murmurar; refunfuñar
esperantomurmuri
feroésduna; illkennast; murra
finéskohista
francésmurmurer
frisón de Saterlandbrumje; mäd lääsende Tunge baale; muddelje; mummelje; murje; murmelje
inglésmurmur; mutter; babble
portuguésmurmurar; resmungar