Información sobre la palabra verhuren (neerlandés → Esperanto: luigi)

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/vərˈɦyːrə(n)/
Separaciónver·hu·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) verhuur(ik) verhuurde
(jij) verhuurt(jij) verhuurde
(hij) verhuurt(hij) verhuurde
(wij) verhuren(wij) verhuurden
(jullie) verhuren(jullie) verhuurden
(gij) verhuurt(gij) verhuurdet
(zij) verhuren(zij) verhuurden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) verhure(dat ik) verhuurde
(dat jij) verhure(dat jij) verhuurde
(dat hij) verhure(dat hij) verhuurde
(dat wij) verhuren(dat wij) verhuurden
(dat jullie) verhuren(dat jullie) verhuurden
(dat gij) verhuret(dat gij) verhuurdet
(dat zij) verhuren(dat zij) verhuurden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
verhuurverhuurt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
verhurend, verhurende(hebben) verhuurd

Muestras de uso

Hij had het huis aan zichzelf verhuurd voor vijfenzestig dollar per maand.
Jaarlijks worden er in de VS 800 miljoen seksfilms verhuurd.

Traducciones

alemánvermieten
checopronajmout
danésudleje
españolalquilar; dar en alquiler
esperantoluigi; ludoni
frisón de Saterlandferhiere; sik besteedigje
frisón occidentalferhiere
ingléslet; rent out; rent; hire
islandésleigja
italianoaffittare
latínablocare
noruegoleie bort
papiamentohür
portuguésalugar; dar de aluguel
suecouthyra