Información sobre la palabra kwaken (neerlandés → Esperanto: kvaki)

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈkʋakə(n)/
Separaciónkwa·ken

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) kwaak(ik) kwaakte
(jij) kwaakt(jij) kwaakte
(hij) kwaakt(hij) kwaakte
(wij) kwaken(wij) kwaakten
(jullie) kwaken(jullie) kwaakten
(gij) kwaakt(gij) kwaaktet
(zij) kwaken(zij) kwaakten
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) kwake(dat ik) kwaakte
(dat jij) kwake(dat jij) kwaakte
(dat hij) kwake(dat hij) kwaakte
(dat wij) kwaken(dat wij) kwaakten
(dat jullie) kwaken(dat jullie) kwaakten
(dat gij) kwaket(dat gij) kwaaktet
(dat zij) kwaken(dat zij) kwaakten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
kwaakkwaakt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
kwakend, kwakende(hebben) gekwaakt

Muestras de uso

De maan wierp een bleek schijnsel over het meer en bescheen de kikker, die op een steen zat te kwaken.
Dat is een kikker die kwaakt.
Wie houdt er nou niet van kwakende kikkers in het voorjaar, sierlijk zwevende libellen in de zomer en mooi verkleurende planten in de herfst?

Traducciones

alemánquaken
españolcroar
esperantokvaki; ranbleki
feroésgvagga
ingléscroak; quack