Sinónimos: afleiden, besluiten, een gevolgtrekking maken, opmaken, tot de slotsom komen
Categoría gramatical | verbo |
---|
Pronunciación | /kɔŋklyˈderə(n)/ |
---|
Separación | con·clu·de·ren |
---|
Conjugación
Modo indicativo |
---|
Presente | Pasado |
---|
(ik) concludeer | (ik) concludeerde |
(jij) concludeert | (jij) concludeerde |
(hij) concludeert | (hij) concludeerde |
(wij) concluderen | (wij) concludeerden |
(jullie) concluderen | (jullie) concludeerden |
(gij) concludeert | (gij) concludeerdet |
(zij) concluderen | (zij) concludeerden |
Modo subjuntivo |
---|
Presente | Pasado |
---|
(dat ik) concludere | (dat ik) concludeerde |
(dat jij) concludere | (dat jij) concludeerde |
(dat hij) concludere | (dat hij) concludeerde |
(dat wij) concluderen | (dat wij) concludeerden |
(dat jullie) concluderen | (dat jullie) concludeerden |
(dat gij) concluderet | (dat gij) concludeerdet |
(dat zij) concluderen | (dat zij) concludeerden |
Participios |
---|
Participio presente | Participio pasado |
---|
concluderend, concluderende | (hebben) geconcludeerd |
Daaruit concludeerde hij terecht dat de Aarde geen volmaakte bol kon zijn.
Alles, concludeerde Sam Peebles later, was de schuld van die verdomde acrobaat.