Información sobre la palabra completeren (neerlandés → Esperanto: kompletigi)

Sinónimos: aanvullen, bijwerken, afronden, supplementeren, voleinden, invullen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/kɔmpleˈterə(n)/
Separacióncom·ple·te·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) completeer(ik) completeerde
(jij) completeert(jij) completeerde
(hij) completeert(hij) completeerde
(wij) completeren(wij) completeerden
(jullie) completeren(jullie) completeerden
(gij) completeert(gij) completeerdet
(zij) completeren(zij) completeerden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) completere(dat ik) completeerde
(dat jij) completere(dat jij) completeerde
(dat hij) completere(dat hij) completeerde
(dat wij) completeren(dat wij) completeerden
(dat jullie) completeren(dat jullie) completeerden
(dat gij) completeret(dat gij) completeerdet
(dat zij) completeren(dat zij) completeerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
completeercompleteert
Participios
Participio presenteParticipio pasado
completerend, completerende(hebben) gecompleteerd

Traducciones

alemánvervollständigen; komplettieren; ergänzen; nachtragen; auffüllen; fertigstellen
catalánomplir
españolcompletar; llenar
esperantokompletigi; plenigi
francéscompléter; remplir
frisón de Saterlandferfulkständigje
frisón occidentaloanfolje
húngaroabszolvál
ingléscomplete
italianocompletare
papiamentokompletá
polacouzupełniać
portuguésarredondar; completar
tailandésเพิ่มเติม
turcobütünlemek