Información sobre la palabra uitleggen (neerlandés → Esperanto: interpreti)

Sinónimos: duiden, interpreteren, opvatten, verklaren, vertolken

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈœy̯tlɛɣə(n)/
Separaciónuit·leg·gen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) leg uit(ik) legde uit
(jij) legt uit(jij) legde uit
(hij) legt uit(hij) legde uit
(wij) leggen uit(wij) legden uit
(jullie) leggen uit(jullie) legden uit
(gij) legt uit(gij) legdet uit
(zij) leggen uit(zij) legden uit
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) uitlegge(dat ik) uitlegde
(dat jij) uitlegge(dat jij) uitlegde
(dat hij) uitlegge(dat hij) uitlegde
(dat wij) uitleggen(dat wij) uitlegden
(dat jullie) uitleggen(dat jullie) uitlegden
(dat gij) uitlegget(dat gij) uitlegdet
(dat zij) uitleggen(dat zij) uitlegden
Participios
Participio presenteParticipio pasado
uitleggend, uitleggende(hebben) uitgelegd

Muestras de uso

De manier waarop de heks zijn bedoelingen uitlegde, beviel hem niet helemaal, maar aan de andere kant verlangde hij ernaar om de zaak af te ronden.

Traducciones

alemánauslegen; deuten; dolmetschen; interpretieren; verdolmetschen; erklären; darstellen; verkörpern
cataláninterpretar
españolinterpretar
esperantointerpreti
feroéstolka; tulka
finéstulkita
francésinterpréter
frisón de Saterlanddolmätskje; interpretierje; tjuude; uutlääse
inglésinterpret; construe
islandéstúlka; þýða
italianointerpretare
papiamentointerpretá
portuguésentender; interpretar; traduzir
rumanointerpreta
suecotolka