Información sobre la palabra integreren (neerlandés → Esperanto: integri)

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ɪntəˈɣrerə(n)/
Separaciónin·te·gre·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) integreer(ik) integreerde
(jij) integreert(jij) integreerde
(hij) integreert(hij) integreerde
(wij) integreren(wij) integreerden
(jullie) integreren(jullie) integreerden
(gij) integreert(gij) integreerdet
(zij) integreren(zij) integreerden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) integrere(dat ik) integreerde
(dat jij) integrere(dat jij) integreerde
(dat hij) integrere(dat hij) integreerde
(dat wij) integreren(dat wij) integreerden
(dat jullie) integreren(dat jullie) integreerden
(dat gij) integreret(dat gij) integreerdet
(dat zij) integreren(dat zij) integreerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
integreerintegreert
Participios
Participio presenteParticipio pasado
integrerend, integrerende(zijn) geïntegreerd

Traducciones

alemánintegrieren; eingliedern
españolintegrar
esperantointegri
inglésintegrate