Información sobre la palabra vestigen (neerlandés → Esperanto: establi)

Sinónimos: inrichten, oprichten, stichten, opzetten

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈvɛstəɣə(n)/
Separaciónves·ti·gen

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) vestig(ik) vestigde
(jij) vestigt(jij) vestigde
(hij) vestigt(hij) vestigde
(wij) vestigen(wij) vestigden
(jullie) vestigen(jullie) vestigden
(gij) vestigt(gij) vestigdet
(zij) vestigen(zij) vestigden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) vestige(dat ik) vestigde
(dat jij) vestige(dat jij) vestigde
(dat hij) vestige(dat hij) vestigde
(dat wij) vestigen(dat wij) vestigden
(dat jullie) vestigen(dat jullie) vestigden
(dat gij) vestiget(dat gij) vestigdet
(dat zij) vestigen(dat zij) vestigden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
vestigvestigt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
vestigend, vestigende(hebben) gevestigd

Muestras de uso

De eerste twee casino’s zullen gevestigd worden in Nuland en Tiel.

Traducciones

afrikáansoprig
alemángründen; etablieren; begründen; einrichten; eröffnen; anlegen; aufstellen
bajo sajónstichten
catalánedificar; establir
danésoprette
españolestablecer; instalar
esperantoestabli
feroésstovna
frisón de Saterlandetablierje; gruundje
inglésestablish
portuguésestabelecer
tailandésสร้าง