Información sobre la palabra inrichten (neerlandés → Esperanto: establi)

Sinónimos: oprichten, stichten, vestigen, opzetten

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɪnrɪxtə(n)/
Separaciónin·rich·ten

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) richt in(ik) richtte in
(jij) richt in(jij) richtte in
(hij) richt in(hij) richtte in
(wij) richten in(wij) richtten in
(jullie) richten in(jullie) richtten in
(gij) richt in(gij) richttet in
(zij) richten in(zij) richtten in
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) inrichte(dat ik) inrichtte
(dat jij) inrichte(dat jij) inrichtte
(dat hij) inrichte(dat hij) inrichtte
(dat wij) inrichten(dat wij) inrichtten
(dat jullie) inrichten(dat jullie) inrichtten
(dat gij) inrichtet(dat gij) inrichttet
(dat zij) inrichten(dat zij) inrichtten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
richt inricht in
Participios
Participio presenteParticipio pasado
inrichtend, inrichtende(hebben) ingericht

Traducciones

afrikáansoprig
alemángründen; etablieren; begründen; einrichten; eröffnen; anlegen; aufstellen
bajo sajónstichten
catalánedificar; establir
danésoprette
españolestablecer; instalar
esperantoestabli
feroésstovna
frisón de Saterlandetablierje; gruundje
frisón occidentalstiftsje; fêstigje; ynrjochtsje
ingléserect; establish; set; found
portuguésestabelecer
tailandésสร้าง