Información sobre la palabra toetsen (neerlandés → Esperanto: elprovi)

Sinónimos: op de proef stellen, uittesten

Categoría gramaticalverbo

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) toets(ik) toetste
(jij) toetst(jij) toetste
(hij) toetst(hij) toetste
(wij) toetsen(wij) toetsten
(jullie) toetsen(jullie) toetsten
(gij) toetst(gij) toetstet
(zij) toetsen(zij) toetsten
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) toetse(dat ik) toetste
(dat jij) toetse(dat jij) toetste
(dat hij) toetse(dat hij) toetste
(dat wij) toetsen(dat wij) toetsten
(dat jullie) toetsen(dat jullie) toetsten
(dat gij) toetset(dat gij) toetstet
(dat zij) toetsen(dat zij) toetsten
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
toetstoetst
Participios
Participio presenteParticipio pasado
toetsend, toetsende(hebben) getoetst

Traducciones

alemánerproben
checovyzkoušet; zkoušet
españolensayar; probar
esperantoelprovi
ingléstest