Información sobre la palabra de fout in gaan (neerlandés → Esperanto: erari)

Sinónimos: abuis zijn, dwalen, een fout maken, ernaast zitten, het bij het verkeerde eind hebben, zich misgrijpen, zich vergissen

Categoría gramaticalverbo

Muestras de uso

De vrouw was in de nacht van vrijdag op zaterdag bij Raamsdonksveer de fout in gegaan en reed met 80 kilometer per uur in de richting van Den Bosch.