Información sobre la palabra opaarden (neerlandés → Esperanto: ĵosi)

Sinónimo: aanaarden

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/ˈɔpaːrdə(n)/
Separaciónop·aar·den

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) aard op(ik) aardde op
(jij) aardt op(jij) aardde op
(hij) aardt op(hij) aardde op
(wij) aarden op(wij) aardden op
(jullie) aarden op(jullie) aardden op
(gij) aardt op(gij) aarddet op
(zij) aarden op(zij) aardden op
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) opaarde(dat ik) opaardde
(dat jij) opaarde(dat jij) opaardde
(dat hij) opaarde(dat hij) opaardde
(dat wij) opaarden(dat wij) opaardden
(dat jullie) opaarden(dat jullie) opaardden
(dat gij) opaardet(dat gij) opaarddet
(dat zij) opaarden(dat zij) opaardden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
aard opaardt op
Participios
Participio presenteParticipio pasado
opaardend, opaardende(hebben) opgeaard

Traducciones

españolaporcar en almáciga
esperantoĵosi
francésbutter; terrer
inglésearth up; hill up; hole in; ball