Sinónimos: bekant, bijkans, bijna, haast, schier, vrijwel, welhaast, zo goed als, genoegzaam, praktisch, quasi
Categoría gramatical | adverbo |
---|
Pronunciación | /ˈnaɣənux/ |
---|
Separación | na·ge·noeg |
---|
Ook in de vier andere grote steden Den Haag, Rotterddam, Utrecht en Eindhoven bleven de huurprijzen nagenoeg gelijk.
Bij een lange dunne spoel is het veld binnen de spoel nagenoeg homogeen.
De massa van een atoom is dus nagenoeg gelijk aan de som van de massa’s van de protonen en neutronen.
Baucus en Obama willen er verder voor zorgen dat nagenoeg alle burgers kunnen beschikken over een zorgverzekering.
De ruimen zijn nagenoeg leeg.