Información sobre la palabra verteren (neerlandés → Esperanto: digesti)

Sinónimos: digereren, verduwen

Categoría gramaticalverbo
Pronunciación/vərˈteːrə(n)/
Separaciónver·te·ren

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) verteer(ik) verteerde
(jij) verteert(jij) verteerde
(hij) verteert(hij) verteerde
(wij) verteren(wij) verteerden
(jullie) verteren(jullie) verteerden
(gij) verteert(gij) verteerdet
(zij) verteren(zij) verteerden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) vertere(dat ik) verteerde
(dat jij) vertere(dat jij) verteerde
(dat hij) vertere(dat hij) verteerde
(dat wij) verteren(dat wij) verteerden
(dat jullie) verteren(dat jullie) verteerden
(dat gij) verteret(dat gij) verteerdet
(dat zij) verteren(dat zij) verteerden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
verteerverteert
Participios
Participio presenteParticipio pasado
verterend, verterende(hebben) verteerd

Muestras de uso

Hoewel de oude boeken moeilijk te verteren waren, zette heer Bommel koppig door.

Traducciones

alemándigerieren; verdauen
catalándigerir
checostrávit; trávit; zažívat
danésfordøje
escocésdisgeest
españoldigerir
esperantodigesti
feroésmelta; sodna
francésdigérer
frisón de Saterlandferdaue
húngaroemészt
inglésdigest
portuguésdigerir; fazer digestão
tailandésย่อย