Información sobre la palabra spelen (neerlandés → Esperanto: prezenti)

Sinónimos: aanbieden, voorschotelen, bieden, doen, indienen, optreden, presenteren, vertonen, voorstellen, voorzetten, brengen, inbrengen, offreren

Categoría gramaticalverbo

Conjugación

Modo indicativo
PresentePasado
(ik) speel(ik) speelde
(jij) speelt(jij) speelde
(hij) speelt(hij) speelde
(wij) spelen(wij) speelden
(jullie) spelen(jullie) speelden
(gij) speelt(gij) speeldet
(zij) spelen(zij) speelden
Modo subjuntivo
PresentePasado
(dat ik) spele(dat ik) speelde
(dat jij) spele(dat jij) speelde
(dat hij) spele(dat hij) speelde
(dat wij) spelen(dat wij) speelden
(dat jullie) spelen(dat jullie) speelden
(dat gij) spelet(dat gij) speeldet
(dat zij) spelen(dat zij) speelden
Modo imperativo
Singular/PluralPlural
speelspeelt
Participios
Participio presenteParticipio pasado
spelend, spelende(hebben) gespeeld

Traducciones

afrikáansoptree
alemánaufführen; bieten; anbieten; darstellen; vorstellen; präsentieren; sich bieten
bajo sajónpresenteren; vöärstellen
catalánpresentar
danésforestille; præsentere; servere; udføre
españolpresentar; representar; retratar
esperantoprezenti
feroésbera fram; kunna; nevna; vísa
finésesittää
francésoffrir; présenter
frisón de Saterlandanbjoode; apfiere; bjoode; deerstaale; foarstaale
frisón occidentaloanbiede; ôfbyldzje; biede; bringe; dwaan
inglésperform; play; render
islandéskynna
italianopresentare
noruegopresentere
papiamentopresentá
polacoprzedstawiać
portuguésapresentar; oferecer
rumanointroduce; prezenta
suecopresentera
tailandésถวาย; แนะนำ; ยื่น