Informatie over het woord marmer (Nederlands → Esperanto: marmoro)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈmɑrmər/
Afbrekingmar·mer
Geslachtonzijdig

Voorbeelden van gebruik

In plaats van het vertrek van bescheiden afmetingen dat Efraim had verwacht, trof hij een zaal van meer dan twintig meter lang en bijna vijftien meter breed aan, met een vloer van zwarte en witte platen marmer.
Hij durfde niet om te kijken uit vrees dat hij over een stuk marmer zou struikelen en vallen.
Het was gewoon calciumcarbonaat in de vorm van marmer.

Vertalingen

Afrikaansmarmer
Albaneesmermer
Catalaansmarbre
Deensmarmor
DuitsMarmor
Engelsmarble
Esperantomarmoro
Faeröersmarmari; marmor
Fransmarbre
Italiaansmarmo
Latijnlapis; marmor
Papiamentsmarmer
Portugeesmármore
SaterfriesMarmor
Spaansmármol
Tsjechischmramor
Westerlauwers Friesmoarmer
Zweedsmarmor