Informatie over het woord bivakkeren (Nederlands → Esperanto: bivaki)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bivɑˈkeːrə(n)/
Afbrekingbi·vak·ke·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bivakkeer(ik) bivakkeerde
(jij) bivakkeert(jij) bivakkeerde
(hij) bivakkeert(hij) bivakkeerde
(wij) bivakkeren(wij) bivakkeerden
(jullie) bivakkeren(jullie) bivakkeerden
(gij) bivakkeert(gij) bivakkeerdet
(zij) bivakkeren(zij) bivakkeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bivakkere(dat ik) bivakkeerde
(dat jij) bivakkere(dat jij) bivakkeerde
(dat hij) bivakkere(dat hij) bivakkeerde
(dat wij) bivakkeren(dat wij) bivakkeerden
(dat jullie) bivakkeren(dat jullie) bivakkeerden
(dat gij) bivakkeret(dat gij) bivakkeerdet
(dat zij) bivakkeren(dat zij) bivakkeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bivakkeerbivakkeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bivakkerend, bivakkerende(hebben) gebivakkeerd

Vertalingen

Duitsbiwakieren
Engelsbivouac
Esperantobivaki
Portugeesbivacar; estar em bivaque
Spaansvivaquear