Informatie over het woord baseren (Nederlands → Esperanto: bazi)

Synoniem: gronden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/baˈzeːrə(n)/
Afbrekingba·se·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) baseer(ik) baseerde
(jij) baseert(jij) baseerde
(hij) baseert(hij) baseerde
(wij) baseren(wij) baseerden
(jullie) baseren(jullie) baseerden
(gij) baseert(gij) baseerdet
(zij) baseren(zij) baseerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) basere(dat ik) baseerde
(dat jij) basere(dat jij) baseerde
(dat hij) basere(dat hij) baseerde
(dat wij) baseren(dat wij) baseerden
(dat jullie) baseren(dat jullie) baseerden
(dat gij) baseret(dat gij) baseerdet
(dat zij) baseren(dat zij) baseerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
baseerbaseert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
baserend, baserende(hebben) gebaseerd

Voorbeelden van gebruik

Die uitspraak baseer je op een veronderstelling.

Vertalingen

Duitsbasieren; gründen; stützen
Engelsbase
Esperantobazi; surbazigi
Fransbaser
Italiaansbasare; fondare
Nederduitsbaseren
Portugeesbasear; dar base
Russischбазировать
Spaansbasar; fundar
Westerlauwers Friesbasearje
Zweedsbasera