Informatie over het woord bejagen (Nederlands → Esperanto: ĉasi)

Synoniemen: jacht maken op, jagen, jagen op

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈjaɣə(n)/
Afbrekingbe·ja·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bejaag(ik) bejaagde, bejoeg
(jij) bejaagt(jij) bejaagde, bejoeg
(hij) bejaagt(hij) bejaagde, bejoeg
(wij) bejagen(wij) bejaagden, bejoegen
(jullie) bejagen(jullie) bejaagden, bejoegen
(gij) bejaagt(gij) bejaagdet, bejoegt
(zij) bejagen(zij) bejaagden, bejoegen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bejage(dat ik) bejaagde, bejoege
(dat jij) bejage(dat jij) bejaagde, bejoege
(dat hij) bejage(dat hij) bejaagde, bejoege
(dat wij) bejagen(dat wij) bejaagden, bejoegen
(dat jullie) bejagen(dat jullie) bejaagden, bejoegen
(dat gij) bejaget(dat gij) bejaagdet, bejoeget
(dat zij) bejagen(dat zij) bejaagden, bejoegen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bejaagbejaagt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bejagend, bejagende(hebben) bejaagd

Voorbeelden van gebruik

Secundaire schade ontstaat als dieren die emelten bejagen, zoals vogels en mollen, bij de jacht op emelten het gazon omploegen.

Vertalingen

Afrikaansjag; jag maak op
Catalaanscaçar; percaçar
Deensjage
Duitsjagen; Jagd machen auf; nachjagen
Engelschase; hunt
Esperantoĉasi
Faeröersjagstra; veiða
Finsmetsästää
Franschasser
Hongaarsvadászik
Italiaanscacciare
Jiddischיאָגן
Latijnvenari
Luxemburgsjoen
Maleisburu
Nederduitsjagen
Noorsjage; jakte
Papiamentsyag
Poolspolować
Portugeesandar à caça de; caçar; montear
Roemeenshăitui; vâna
Russischохотиться
Saterfriesjoagje
Schots-Gaelischruith; sealg
Spaanscazar
Srananonti
Tsjechischlovit
Turksavlamak
Westerlauwers Friesjeie
Zweedsjaga